Emancipatiebeleid: sturen op (on)gelijkheid
In Nederland heeft iedereen formeel dezelfde rechten, vrijheden en plichten. Maar in de praktijk ervaren niet alle mensen dezelfde kansen, veiligheid en gelijke behandeling.
Voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap evalueerden wij het emancipatiebeleid over de periode 2018-2025. Hoe staat het ervoor met de emancipatie in Nederland? Wat gaat er goed en waar schuurt het? AEF’er Alex Visser werkte mee aan het onderzoek en geeft antwoord op vijf vragen.
1. Hoe staat het ervoor met de emancipatie in Nederland?
Alex: “Er lijkt zeker vooruitgang geboekt: meer vrouwen bekleden topfuncties, de economische zelfstandigheid stijgt en sociale veiligheid staat veel prominenter op de agenda. Over de gehele linie lijkt de acceptatie van lhbtiq+ personen toegenomen. Ook de rechtsbescherming van deze groep is versterkt.
Maar we hebben in ons onderzoek ook duidelijk gezien waar het níet goed gaat. Zo blijft de loonkloof bestaan, veranderen traditionele rolpatronen maar heel langzaam en blijven vooral gescheiden vrouwen financieel erg kwetsbaar. Voor trans-, bi+ en non-binaire mensen neemt de acceptatie bovendien niet toe maar juist af. Ook het publieke debat is de laatste jaren verhard en dat heeft impact op mensen.”
2. Welke groepen zijn het meest kwetsbaar?
“Dat zijn er eigenlijk twee. Allereerst groepen vrouwen die structureel minder kansen krijgen: vrouwen met een migratieachtergrond, praktisch opgeleide vrouwen, vrouwen van kleur, alleenstaande moeders en gescheiden vrouwen. Die lopen hogere risico’s op armoede, verlies van koopkracht en onzekere posities op de arbeidsmarkt.
De tweede kwetsbare groep zijn trans, bi+, intersekse en biculturele jongeren. Zij voelen zich vaker onveilig, ervaren meer discriminatie en vinden niet zo makkelijk de weg naar ondersteuning. Het feit dat de acceptatie van deze groepen niet alleen stagneert maar zelfs daalt, vind ik heel zorgelijk.
De grootste zorg voor de komende jaren is daarnaast dat ongelijkheden niet op zichzelf staan. Wie op meerdere vlakken tot een minderheid behoort of tot een groep die te maken krijgt met discriminatie of onveiligheid, loopt tegen drempels op die elkaar versterken. Een transvrouw met een migratieachtergrond kan dan bijvoorbeeld op meerdere fronten tegelijk te maken krijgen met ongelijkheid. De impact daarvan is groot.”
3. Wat is er wél goed gegaan in de geëvalueerde periode?
“Op een aantal gebieden is er duidelijk vooruitgang geboekt. Ik vind het belangrijk om dat te benoemen. De Wet ingroeiquotum heeft een positief effect: meer vrouwen bereiken topfuncties en raden van commissarissen worden meer divers. Scholen werken actief aan sociale veiligheid voor hun leerlingen.
Artikel 1 van de Grondwet is aangepast, waardoor discriminatie wegens seksuele gerichtheid nu ook expliciet verboden is. Ook de aandacht voor gendersensitieve zorg groeit en dat leidt bijvoorbeeld tot meer kennis bij professionals over het vrouwenlichaam en beter afgestemde behandelingen.”
4. Hoe kan het ministerie het emancipatiebeleid effectief bijsturen?
“We hebben twee belangrijke verbeteringen aanbevolen. De eerste: werk vanuit een helder, herkenbaar en gedragen verhaal. Het emancipatiebeleid raakt aan veel verschillende domeinen (onderwijs, veiligheid, arbeidsmarkt, zorg) waarop veel is gebeurd de afgelopen jaren. De waan van de dag kan soms zorgen voor onbedoelde kleine koerswijzigingen, die het verhaal achter het beleid vervagen. Als voor iedereen duidelijk is hoe aan welke doelen gewerkt wordt en waarom welke keuzes zijn gemaakt, dan kan er méér impact worden gemaakt."
"De tweede aanbeveling die we hebben gedaan, is om op een andere manier, bewuster te evalueren wat wel en niet werkt: niet alleen met oog voor de uitkomsten van het beleid zelf maar ook met oog voor wat de maatschappij daarmee doet. Bijvoorbeeld door ook te kijken hoe het beleid gemaakt is: hebben de juiste mensen op het goede moment mee kunnen praten? Daar kun je in het vervolg dan rekening mee houden, zodat evaluaties meer impact maken in de praktijk.
Ten slotte gaven we de directie een reflectie mee op de afgelopen jaren. De politisering op dit onderwerp is toegenomen: mensen spreken zich harder uit over én tegen het emancipatiebeleid. Dat zorgt voor uitdagingen, want dat gebeurt niet altijd op basis van inhoudelijke argumenten of een verschil van mening. Polarisatie rondom de Week van de Lentekriebels laat bijvoorbeeld goed zien hoe snel misinformatie het publieke debat mede bepaalt. De acceptatie van transpersonen daalt, ook weer mede onder invloed van misinformatie die in Nederland voeding vindt.
Het is daarom in de komende jaren heel belangrijk dat het emancipatiebeleid verbonden blijft met wetenschappelijk inzicht en werkt vanuit een duidelijk verhaal. Zo blijft het feitelijk geïnformeerd en kan het weerstand bieden aan felle tegenreacties. Maar hier ligt ook een taak voor ons als samenleving: uiteindelijk is het aan ons om het gesprek aan te blijven gaan over wat onze waarden zijn en waar onze grenzen liggen.”
5. Hoe was het voor jou om betrokken te zijn bij een project over een thema dat jou ook persoonlijk raakt?
“Voor mij was het bijzonder om diep in het onderwerp te duiken, omdat het aansloot bij mijn afstudeeronderzoek over het emancipatiebeleid in de jaren ’80 en ’90. Ik vond het heel tof om hier bij AEF mee verder te gaan en om die expertise verder te ontwikkelen.
Maar het was ook weleens lastig, vooral om mijn positie en rol in het team te vinden. Uiteindelijk kan de inhoudelijke kwaliteit natuurlijk niet alleen aan mij hangen, want we werken met een heel projectteam. Van die samenwerking wordt het eindproduct echt beter, maar ik was wél diegene die het onderwerp het beste kende. Niet alleen academisch en historisch, maar ook vanuit mijn persoonlijke ervaring. Dat vroeg om een goede balans tussen loslaten en betrokken zijn. En dat blijft altijd zoeken, proberen, en aanpassen.”
Meer weten over dit project? email hidden; JavaScript is required